Gartn. (Syn. BOMBAX CEIBA, ERODENDRONANFRACTUOSUM D.C.) Fam. Bombacaceae. Kankantri N.E. Koemaka, AROW. Katoenboon, BEN.
E., Silkcotton tree, BOV. E. Een majestueuze boom, de hoogste, breedst vertakte en mooiste van het Surinaamsche woud. De handvormig samengestelde bladeren vallen af als de vruchten rijp zijn. De vruchten zijn aan de binnenzijde sterk behaard. Dit zaadpluis wordt in Suriname niet gebruikt.
De boom bloeit, naar men zegt eens in de drie jaar, met purperkleurige bloemen. De reusachtige, met stekels bezette stam vertoont stutten, in Suriname sporen genoemd, (als de beeren van een kerk) die den boom schragen en kamers vormen waarin wel voor een dozijn menschen plaats is.De naam kankantri is zonder twijfel een verbastering van cottontree. Bij oudere schrijvers (A. Blom. Verhandeling van den landb. in de col. Suriname, Haarlem 1786 vindt men den naam Kattentrie.
Deze prachtige woudreus, de heilige boom der negers, (waarschijnlijk wegens eenige gelijkenis met de Afrikaansche Adansonia digitata) is door reizigers dikwijls afgebeeld; zie o.a. Benoit, Voyage a Surinam, Brux. 1839, Pareau, Onze West, 's Grav. 1898 en Dr. H. van Cappelle in ‘Elseviers geïll. Maandschrift’, Maart 1905, blz. 182. Hoogtecijfers van gemeten boomen geven o.a.: Lefroy, Outalissi; a tale of Dutch Guiana, London 1826, 125 voet; Pareau, l.c., 45 M. Als diameter van de kroon geeft Lefroy 150 voet, terwijl Pareau als middellijn van het grondvlak van den stam, wanneer men de tegenover elkaar staande sporen meerekent, 12 M. vermeldt.