Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Banaan

betekenis & definitie

SUR. Baana, N.E. Banana, PAP. Prattana, AROW., door de Engelschen plantain genoemd, is een varieteit van de soort Musa paradisiaca, welker vruchten niet rauw gebruikt worden. Ze vormden het hoofdvoedsel der slaven, en zijn nu nog het volksvoedsel bij uitnemendheid.

Onjuist is dan ook de bewering van Prof. P.J. Veth van zijn ‘Uit Oost en West. Verklaring van eenige uitheemsche woorden’. Arnhem, 1899: ‘Zegt men dus, gelijk men zoo dikwijls leest, dat in Westindië de banaan nevens de bakkeljauw het hoofdvoedsel van de negerslaven placht te wezen, dan is daarmede niet beslist of men Musa sapientum of Musa paradisiaca bedoelt; het was zelfs doorgaans de bakkove, die aan de negers verstrekt werd.’ Het was nooit de bakkove, die alleen als fruit gebruikt wordt.Uit hunne samenstelling blijkt, dat de voedingswaarde tamelijk groot is. Bananen worden op allerlei wijzen gegeten: gekookt, geroosterd, gebakken (vooral worden hiervoor overrijpe vruchten gebruikt), als gongotee en als tom-tom. Gongotee wordt speciaal als kindervoedsel gebruikt en zelfs aan heel jonge kinderen, (soms na 3 weken reeds) gegeven. Ook het bacovenmeel schijnt in Europa grootendeels tot kindervoedsel verwerkt te worden. Voor de bereiding van gongotee worden onrijpe bananen in schijven gesneden, in de zon gedroogd en daarna zeer fijn gestampt. Het zetmeelgehalte van dit praeparaat is hoog, n.l. 69%, eiwit 2 ½%.

Om tom-tom (in Britsch Guiana foofoo genaamd) te bereiden worden niet geheel gaar gekookte groene bananen tot een taai deeg gestampt; het is een algemeen gebruikt voedsel. Bananen zijn het product, dat allereerst in aanmerking komt bij aanleg van een grondje door den creool, Britsch-Indiër of Javaan. Het meerendeel der op de markt aangebrachte bossen komt dan ook van grondjes. Slechts weinige plantages kweeken nu bananen als hulpschaduw voor koffie of cacao. Vroeger was het gebruik als zoodanig zeer algemeen; de meeste ondernemingen hadden echter ook een aparte aanplant voor de slaven. Om goed te groeien hebben de bananen een zwaren kleigrond noodig; men kan slechts een beperkt aantal oogsten van eenzelfde stuk land krijgen; als uiterste stelt men 4 kroppen, als regel drie. Er wordt dan echter geen grondbewerking toegepast.

Wanneer nieuw land in cultuur gebracht wordt, oogst men dikwijls eerst 2-maal bananen, daarna plant men het hoofdproduct met appelbacoven als hulpschaduw. Het duurt ongeveer 10 maanden voor de bos rijp is; bij een geregelde cultuur is de plantafstand gewoonlijk 10 bij 10 voet, als tusschencultuur varieert zij natuurlijk naar het hoofdproduct. De voortplanting geschiedt door suckers; liefst kiest men er van 5 à 6 maanden oud. Men maakt kleine gaten, b.v. van één voet kubiek, en stampt den grond flink aan rondom den knol.

De banaan onderscheidt zich van de bacovensoorten, doordat ze meer gebogen en hoekiger is. De prijs der bossen op de locale markt loopt zeer uiteen, van f0.25 - f 0.80 per bos; dergelijke groote schommelingen zijn trouwens zeer algemeen bij de meeste inlandsche marktproducten. Er wordt beweerd, dat er een varieteit is, die zeer groote bossen levert; ook vindt men de z.g. manbaana, die kleine bossen met groote gekromde vruchten levert, welke zeer onregelmatig aan den steel zitten. Zeer waarschijnlijk heeft men hier niet met een constante varieteit te doen,

Ook op Curaçao worden veel bananen gegeten, van de Venezuelaansche havens met schoeners aangevoerd. Op Curaçao brengt de banaan meestal geen vruchten voort.

Litt Hering, Verhandeling over de voedingsmiddelen der kol. Suriname. A. Kappler, Surinam. Stuttg. 1887; Dr. J.

Sack, Bulletin No. 23 Inspectie van den Landbouw in Suriname, Een ouder geschrift is G.J. Mulder, De voeding van den neger in Suriname, Rotterdam. 1847.

< >