Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Audra (Charlotte Elisabeth)

betekenis & definitie

geb. v.d. Lith heeft in de geschiedenis van Suriname een zeer eigenaardige rol gespeeld.

Mevrouw Audra, onder welken naam zij 't meest bekend is, werd 19 Nov. 1700 te 's-Gravenhage geboren uit het huwelijk van Diederich van der Lith, Hoogduitsch predikant aldaar en Elisabeth Baldina Helvetius. In Dec. 1725 huwde zij met Hendrik Temming, gouverneur generaal van Suriname, die 17 Febr. 1727 te Paramaribo overleed. Den 17en Juli 1729 trad zij in het huwelijk met den Gouverneur Mr. Charles Emilius Hendrik de Cheusses, die Temming in het bestuur was opgevolgd. De Cheusses overleed 1 Febr. 1734 te Paramaribo. Den 10en Febr. 1737 begaf de weduwe van twee gouverneurs zich ten derden male in het huwelijk, en wel met den gouverneur Joan Raye, maar deze overleed reeds 11 Aug. van datzelfde jaar.

Op haar 37e jaar was deze vrouw dus weduwe van drie gouverneurs. Den 7en Jan. 1742 huwde zij met Anthony Audra, predikant bij de Waalsche gemeente te Paramaribo, die haar reeds 17 Mei 1744 ontviel. Vier jaren later maakte zij een einde aan haar weduwstaat door haar huwelijk, op 27 Mei 1748, met Barthélemi Ludovicus Duvoisin, evenals haar vorige man predikant bij de Waalsche gemeente te Paramaribo. Ook dezen echtgenoot overleefde zij. Hij stierf 1 Nov. 1751.Mauricius, die in Oct. 1742 het bestuur aanvaardde, vond in deze schatrijke weduwe een verbitterde tegenstandster, een der hoofden, of, zooals hij haar noemde, het ‘orakel der cabale’, de partij die een heftigen strijd tegen hem voerde (zie MAURICIUS). Mauricius getuigde o.m. van haar dat zij ‘getrouwt geweest sijnde aan drie Gouverneurs sedert zij selfs de hand niet meer in de regering kan hebben, sich altyd een pleisier heeft gemaakt, van de regering te contramineren’, en dat zij, ‘wat complaisance en indulgentie’ hij ook omtrent haar gebruikt heeft ‘echter die rol constantelijk schijnt te willen voortspeelen.’

Het moet deze heerschzuchtige vrouw een groote voldoening zijn geweest Mauricius den 15 en Mei 1751 de kolonie te zien verlaten. Aan haar veelbewogen leven kwam 6 Aug. 1753 een einde; zij werd in het fort Zeelandia begraven. Zie Jhr. C.A. van Sypesteyn, Mr. Jan Jacob Mauricius, Gouverneur-Generaal van Suriname, van 1742 tot 1751, 's-Gravenh. 1858.

Naar aanleiding van het bovenstaande moge hier vermeld worden wat J.G. Stedman - die niet altijd geloofwaardig is - schrijft in deel I van zijne Reize naar Surinamen en door de binnenste gedeelten van Guiana, Amst. 1799: ‘De Surinaamsche vrouwen leven in waarheid zoo lang in vergelijking van hunne mannen, dat ik er verscheidene gekend heb, die er vier begraven hadden, en dat ik in dit Land nooit een enkel man gezien heb, die twee vrouwen overleefd heeft.’

< >