Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Araneina

betekenis & definitie

eene orde der spinachtige dieren, waartoe alle eigenlijke spinnen (N.E. anansi) behooren. Zij onderscheiden zich doordat het ongelede achterlijf slechts door een steeltje met het kopborststuk is verbonden en door het bezit van gifklieren in de bovenkaken, waaraan zich een klauwvormig bewegelijk eindlid bevindt.

De onderkaken zijn meer pootvormig, vooral bij het wijfje; bij het mannetje eindigen deze in een lepelvormig orgaan, dat van een blaasvormig aanhangsel is voorzien, hetgeen vóór de paring met sperma wordt gevuld. Aan het uiteinde van het achterlijf bevinden zich vier of zes spintepels, uit talrijke buisjes bestaande, waaruit een kleverig vocht wordt afgescheiden, dat aan de lucht tot de bekende spindraden verhardt. Zij ademen door longen, die met luchtbuizen verbonden zijn. De spinnen zijn echte roofdieren; zij slaan de bovenkaken in de kleine dieren, die zij tot voedsel gebruiken, vergiftigen deze en zuigen ze dan uit. Grootere soorten kunnen den menschen pijnlijke beten toebrengen; slechts in hoogst zeldzame gevallen zijn de gevolgen noodlottig.Echte spinnen vindt men overal in groot aantal. Eenige der meest bekende in West-Indië voorkomende soorten mogen hier worden genoemd. Van de groote tropische vogelspinnen of MYGALIDAE komen hier o.a. voor Mygale Blondii en Mygale avicularia. De eerste, in Suriname krabspin of jager genoemd, is de grootste. Zij is bruin van kleur en gemakkelijk te herkennen aan de gele strepen op de pooten. Zij leeft in den grond, waar zij gangen bewoont, welke tot ruim 60 cm. lang kunnen zijn. Deze gangen zijn met een dicht zijdeachtig spinsel bekleed; tegen den avond ligt de spin aan den ingang op de loer naar buit.

Door hare onderaardsche levenswijze is zij niet gemakkelijk in gaven toestand te bekomen, daar zij zich bij de minste beweging van den bodem in hare gang terugtrekt en dan moet worden uitgegraven. Meer bekend is de tweede soort, de overal voorkomende boschspin. Zij is kleiner en donkerder van kleuren maakt overal, op boomen, in huizen, tusschen de bladeren der ananas, haar spinsel, dat uit een langen zak bestaat, welke 25 tot 30 cm. lang is. Het gewone voedsel dezer vogelspinnen bestaat uit insecten en niet uit vogels. Toch kunnen zij deze wel bemachtigen en doen dit ook bij uitzondering; door vele natuuronderzoekers werd dit ontkend, maar door de waarnemingen van Bates en anderen is het feit niet meer aan twijfel onderhevig. Nog andere soorten dezer zeer moeilijk van elkander te onderscheiden spinnen worden in Suriname aangetroffen. De lange haren der vogelspinnen laten gemakkelijk los en brengen op de menschelijke huid hoogst onaangename gewaarwordingen te weeg.

Zeer fraaie spinnen vindt men onder de springspinnen of SALTIGRADAE, met korte pooten en dikke dijen, die eene springende beweging veroorloven, waardoor zij zich van hunne prooi meester maken. Ook de zeer snel loopende wolfspinnen of CITIGRADAE maken geen netten. Zij zijn in Suriname o.a. vertegenwoordigd door de geslachten LYCOSA en CTENUS. Tot het geslacht LYCOSA behoort de bekende Zuid-Italiaansche tarantula, wier beet wel pijnlijk is, maar volstrekt niet de verdere ziekteverschijnselen ten gevolge heeft die er aan worden toegeschreven.

Tot de trechterspinnen of TUBITELARIAE, die zakof buisvormige spinsels vervaardigen, behoort het merkwaardige tweeoogige - de overige spinnen hebben zes of gewoonlijk acht oogen -, tot het tropisch Amerika beperkte genus NOPS, waarvan onze Nederlandsche araneoloog Van Hasselt eene soort van het eiland Bonaire beschreef.

De RETITELARIAE of kruisnetspinnen maken zeer onregelmatige webben, waarvan de draden zich in allerlei richtingen kruisen. Vertegenwoordigd zijn hiervan o.a, de geslachten PHOLCUS en LATRODECTUS. Tot dit laatste genus behoort de bekende Curaçaosche oranje-spin, Latrodectus curagaviensis. Deze kleine zwarte spin met oranje vlekjes op het achterlijf komt algemeen voor op Curaçao, Aruba en Bonaire en wordt aldaar om zijne giftige beten zeer gevreesd. Vermoedelijk is ook hier weder overdrijving in het spel.

De bekende langpootige spin, die algemeen in de huizen wordt aangetroffen en welke men er gaarne ziet, daar zij de kamers van kakkerlakken en andere lastige insecten bevrijdt, is de Heteropoda venatoria. Zij behoort tot de LATERIGRADAE of krabspinnen, zoo genoemd om hun zijwaartschen gang. Zij spinnen slechts enkele draden. Het mannetje dezer soort is veel kleiner dan het wijfje, hetgeen trouwens bij vele spinnen het geval is.

Zeer talrijk, gelijk overal, zijn de vertegenwoordigers der radspinnen of ORBITELARIAE, welke de bekende loodrecht hangende radvormige webben vervaardigen. Hiertoe behoort eene groote donker-groene Nephila-soort met bruine pooten, die zeer groote netten maakt, waarin zich een aanzienlijk aantal spinnen bevinden, die elk een gedeelte van het web tot hun vangterrein gebruiken, althans volgens de mededeeling van Kappler. Verder talrijke soorten van EPEIRA, waartoe ook de gewone Europeesche kruisspin behoort en van GASTERACANTHA, bontgekleurde spinnen met eene harde chitinehuid, plat, hoekig lichaam, waarvan de hoeken veelal in kortere of langere stekels uitloopen.

Litt. Dr. A.W.M. van Hasselt, Studiën over de zoogenaamde Curaçaosche oranjespin, Tijdschrift voor Entomologie, Deel III, 1860; idem, Études sur le genre Nops, T.v. Ent., Deel XXX, 1887; idem, Araneae exoticae, quas collegit, pro Museo Lugdunensi, J.R.H. Neervoort van de Poll, insulis Curaçao, Bonaire et Aruba, T.v. Ent. 1887; idem, Araneae exoticae, quas collegit, pro Museo Lugdunensi, Dr. H. ten Kate Jr. in Guayana Hollandica (Suriname), T.v. Ent., 1888.

H.J.V.

< >