N.E. Van het waarschijnlijk Afrikaansche woord anansi, spin.
Op Curaçao Cuenta dinansi. Negersprookjes, veelal dierverhalen, waarin de spin gewoonlijk de hoofdrol vervult en door sluwheid, en niet met eerlijke middelen overwint. De held anansi wordt door de negers zeer bewonderd; tot zekere hoogte geven de sprookjes de denkwijze en de moraal der negers in den slaventijd weder. Volgens Hartsinck II, 902 werd door sommige Afrikaansche stammen de Anansié als de schepper der menschen beschouwd. Vooral de oude néné's (oude vrouwen, kindermeiden) waren zeer sterk in het vertellen van anansitories. In vroeger jaren waren er beroepsvertellers, die in sterfhuizen de treurenden bezighielden met deze sprookjes, een gewoonte die schijnt uit te sterven. Op Curaçao heeten de vertellers Hinchado di cuenta. Van Coll vertelt van een boschnegerdorp het volgende: ‘Was de gestorvene een man, dan kwam men drie achtereenvolgende Zaterdagen bij elkaar om sprookjes (anansitori) te vertellen; voor eene vrouw twee Zaterdagen.’ - In de kampen der goudzoekers is het vertellen van anansitories nog een gewone tijdkorting.
Anansitories mogen niet bij daglicht verteld worden. (Ook op Haïti volgens Aubin. En Haïti. Planteurs d'autrefois, nègres d'aujourd'hui. Paris 1910: ‘Il ne convient pas de tirer contes grand'jour’.) De meeste anansitories zijn van Afrikaanschen oorsprong, maar er zijn er ook onder, waarvan de opzet overeenkomt met die van Europeesche sprookjes.Litt. J. Crevaux, Voyages dans l'Amérique du Sud. Paris 1883, blz. 190. - Henry M. Stanley. My dark companions and their strange stories. London 1893, (ook vertaald door mevr.
Johs. Dyserinck, Mijne zwarte metgezellen en hunne zonderlinge verhalen. Haarlem 1894). - Ellis, The Yoruba-speaking peoples, London 1895. - Cuenta di nansi, in het papiamentsch en in Nederlandsche vertaling medegedeeld in het Derde jaarl. Verslag v.h. Geschied,- Taal,- Land-, en Volkenkundig Genootschap te Willemstad, Curaçao, Amst. 1899. - C. van Coll, Gegevens over Land en Volk van Suriname, 1903, blz. 109 en 128. - Dr. H. van Cappelle, Surinaamsche Negervertellingen, Elsevier's geïll.
Maandschrift, Nov. 1904 en Maart 1905 en ‘Het Nederlandsche Zeewezen, 15 Juli 1905 blz. 213 en 214. W. Jekyl, Jamaican Song and Story, Publ. of the Folklore Soc. London 1907. - C.H. de Goeje, Verslag der Toemoekhoemak-Expeditie, Leiden 1908 blz. 58 van den overdruk. - Op de Hoogte, Maart 1911. - Gisela Etzel, Aus Jurte und Kraal, Geschichten der Eingeborenen aus Asien und Afrika, München 1911.