Gregorius Alexandrowitsj Potemkin (1736-1791) was de zoon van een majoor in Russischen dienst. Hij studeerde theologie en trad daarna in den krijgsdienst, waar hij de aandacht van keizerin Catherina II trok, wier gunsteling hij werd en die hem tot kolonel en kamerjonker benoemde.
Hij onderscheidde zich in den oorlog tegen de Turken en werd vervolgens in den adelstand opgenomen en tot luitenant-generaal bevorderd. Achtereenvolgens was hij minister, opperbevelhebber van het leger, gouverneur-generaal van Zuid-Rusland en groot-admiraal van de Zwarte-Zee-vloot.In 1783 veroverde hij de Krim en kreeg de opdracht deze verwaarloosde landstreek tot welvaart te brengen. Korten tijd later, in 1787 wenste Catharina met eigen oog te aanschouwen, hoever hij zich reeds van deze taak gekweten had en kwam zij Taurië, waarvan de Krim een gedeelte is, bezoeken. Natuurlijk was het onmogelijk dit verlaten en verwoeste land in zo korten tijd tot bloei te brengen. Zijn positie was hachelijk, want als Catharina de armoede en ellende van dit land zag, was er alle kans, dat zij hem naar Siberië zou verbannen — of erger. Potemkin liet nu overal schijndorpen „bouwen”, samengesteld uit toneeldécors, en wekte daarmede op een afstand den indruk van een bloeiende, zindelijke, welvarende streek met goedgeklede en weldoorvoede inwoners. Catharina liep erin en was hoogst voldaan. Sedertdien wordt het geven van een bedriegelijke en veel te gunstige voorstelling van den staat van zaken, wel eens genoemd: „het bouwen van Potemkin-dorpen”.
Over het geheel heeft Potemkin wel veel voor de ontwikkeling van Rusland gedaan, al lette hij steeds te zeer op zijn eigen voordeel.