is de naam voor den buffel op Java. Men vindt het dier vooral in West-Java; in Oost-Java overheerst het inlandse rund: de sapi.
Beide dieren worden voornamelijk als ploegvee gebruikt, ’s Avonds komt men ze op Java vaak tegen op den weg, als de dieren van ’t veld terug komen onder geleide van ’t zoontje van den eigenaar, die het dier met een tak beschermt tegen al te venijnige muskieten. Dan gaan de dieren baden en de jongetjes baden mee, om daarna het dier naar huis te brengen.
Jammer is het, dat de Javaan zo weinig zorg aan zijn vee besteedt; neen, dat doet de Madoerees beter, die fokt prachtige dieren, waarmee hij zelfs rennen houdt op zijn mooi eiland. Vooral de rennen te Soemenep (Oosten van Madoera) zijn bekend.
Voor de melk houdt men ’t vee niet; melk, boter en kaas gebruiken de inlanders niet. Wel wordt het vlees soms gegeten, maar de dieren worden daar niet voor gefokt. De inlander houdt overigens veel van zijn karbouw of sapi, het is voor hem een kostbaar bezit, waardoor hij zijn land rendabel maakt. Als men dan ook een beeld van de betekenis van de karbouwen wil krijgen, dan denke men zich de (natte) sawahs, waar de dieren rustig den ploeg voorttrekken. Eentonig plenst het water op bij elken pas, achter den ploeg loopt de inlander, soms tot aan den buik in den modder lopend, met blote voeten en ontbloot bovenlijf in zijn korte broekje en door zijn breed gerand hoofddeksel beschermd tegen de felle tropenzon.
