Een modern tovenaar.
In den Amerikaansen staat Michigan, in de stad Dearborn leeft en werkt een man, dien men een modern tovenaar zou kunnen noemen. Geen man is populairder dan hij in heel Amerika. Zijn naam is Henry Ford. Je hebt allemaal van hem gehoord en zijn leven is zo interessant en boeiend, dat je bij de beschrijving ervan het gevoel krijgt, dat dit alles haast niet waar kan zijn: ’t lijkt teveel op een sprookje.
Toch i s het waar. Hij begon zijn loopbaan als een eenvoudige boerenzoon en nu zijn onder zijn leiding meer dan de helft der auto’s gebouwd, die op de hele wereld rondrijden, — ten minste dat vertelt men, al zegt men niet erbij, hoe men het weet — is hij de grootste particuliere spoorwegeigenaar van de wereld, een der grootste reders van de Amerikaanse meren en van den Oceaan, die zijn eigen producten in eigen schepen over het water naar Europa en Zuid-Amerika transporteert, en de eerste handelsaviateur van de wereld, omdat hij een eigen handelsluchtvloot heeft georganiseerd, zonder steun van de regering.
Nu bezit hij kolenmijnen in West-Virginia en Kentucky en ijzermijnen in NoordMichigan. Hij heeft de grootste hoogovens ter wereld, is de tweede glasfabrikant der aarde, een der grootste farmers van Michigan, die 2000 H.A. bewerkt met behulp van mensen en machines.
Hij fabriceert katoenen en linnen kleding en bekleding, maakt kunstleer, bouwt accu’s, distilleert steenkool, maakt benzol en heeft waarschijnlijk de grootste bankdeposito’s van de wereld. In den regel staan er op de banken 200 millioen dollar op zijn naam.
Hij heeft een eigen blad, de „Dearborn Independent”, dat een oplaag heeft van meer dan 600.000 exemplaren, hij verkoopt in zijn magazijnen kleding, schoenen, vlees en vis voor een waarde van 6 millioen per jaar aan zijn employé’s en heeft bij zijn bedrijf een heel modern dorp gebouwd, waar die mensen kunnen wonen.
Ik geloof, dat je het wel interessant zult vinden, over dien tovenaar iets meer te horen, al is het ook maar „in vogelvlucht”.
Henry Ford werd in 1863 geboren op een boerderij te Dearborn. Hij leed er een onbezorgd leven. Spelen, ravotten en kattekwaad uithalen waren zijn voornaamste bezigheden.
Op een keer bedacht Henry een fijn spelletje. Achter de school lag een smal riviertje en hij stelde zijn vrienden voor, het af te dammen en met de kracht van het water een waterrad te drijven. De jongens legden een stevigen dam van stenen dwars door de rivier, maakten dien waterdicht met graszoden en gooiden er zand en modder op.
Een opening werd vrijgelaten voor het waterrad, dat door Henry geleverd werd. Het water steeg snel; al gauw begon het rad te draaien, tot grote vreugde van den jongen hoofdingenieur.
Minder gelukkig waren de boeren uit den omtrek, wier aardappelvelden en groenten-, bedden overstroomden, ’t Geval liep niet leuk af; er werden harde klappen uitgedeeld, de meester gaf bevel tot onmiddellijke afbraak van het zaakje en liet de: jongens een tijdlang schoolblijven. . Henry ging op school tot hij 16 jaar oud was en hielp in zijn vrijen tijd op de boerderij. Hij pakte wel flink aan, maar had niet veel pleizier in het boerenwerk. Er zat een echte technicus in hem en dus ergerde hij zich al spoedig aan al den tijd, die daar verspild werd, b.v. door het water emmer voor emmer uit den put te halen, terwijl het toch machinaal veel vlugger zou gaan.
Steeds was hij dan ook bezig met proefnemingen en onderzoekingen. Z’n nieuwsgierigheid op natuurkundig en werktuigkundig gebied was groot. Eens wilde hij de kracht van den stoom meten. Hij sloop stilletjes naar de keuken, nam een dikke aarden pot, vulde die met water, maakte de opening zorgvuldig dicht en zette haar op het vuur. Je begrijpt, wat er gebeurde. Zodra het water kookte, sprong de pot uit elkaar met een knal, die het hele huis deed trillen. Stukken vuur, kokend water en scherven vlogen door de keuken. De ruiten braken en de keuken was een ruïne. Henry kreeg een klap van een venijnige scherf tegen z’n hoofd en draagt daar nog de littekens van. Maar hij had tenminste iets geleerd, n.l. voorzichtigheid. Of hij zich hier later altijd aan gehouden heeft, is een tweede vraag. Meestal was zijn zelfvertrouwen zó groot, dat voorzichtigheid pas in de tweede plaats kwam.
Toen hij 12 jaar oud was, kreeg hij een horloge en zelf zegt hij, dat dit de tweede belangrijke gebeurtenis in zijn leven is geweest. Al vroeger had hij met een horloge een ervaring opgedaan. Hij was op een Zondagmorgen op weg naar de kerk, toen Frank Hutchings, een van zijn vrienden, hem een oud horloge liet zien, dat hij ergens gekregen had en dat niet meer wilde lopen. Frank wist niet, wat eraan mankeerde. Henry net zo min, maar hij was vastbesloten de fout te vinden.
„Ik wed, dat ik het kan repareren” zei hij vol vuur. Hij keek dadelijk uit naar een stuk gereedschap, maar vond niets dan een oude spijker. Dadelijk werd die op een rotsblok bijgeslepen tot een soort schroevendraaier.
Henry wurmde het horloge open en zag, dat het alleen maar schoongemaakt moest worden. Hij deed dit, wond het horloge op en... het liep.
Toen hij nu een eigen horloge kreeg, was het eerste, wat hij deed, het uit elkaar halen. Toen zette hij het weer ineen en dit herhaalde hij net zolang, tot hij het uurwerk door en door kende.
Vóór zijn 15e jaar was hij een eerste klas horloge-reparateur; dit zou hem later te pas komen. Henry kreeg n.l. hoe langer hoe meer tegenzin tegen het boerenleven en spitste de oren, zodra er over machines werd gesproken. De eerste motorwagen, dien hij tegenkwam, vervulde hem met een ontzaglijke geestdrift: hij ging onmiddellijk aan het werk om ook zo’n ding te maken, en tenslotte slaagde hij hierin: van oude stukken metaal en een oude petroleumkan als ketel maakte hij een machine, die werkelijk liep.
Toen hij 17 jaar was, kon zijn vader hem niet meer op de boerderij houden: hij vertrok naar Detroit, een flinke fabriekstad. Zijn vader vond het goed, mits hij zichzelf onderhield. Hij zocht dus onmiddellijk een baantje op een fabriek en kreeg er een voor 2 ½ dollar per week en ging bovendien van zeven tot elf bij een horlogemaker werken, waarmee hij nog 2 dollar per week erbij verdiende.
Toen hij in de fabriek genoeg geleerd had, ging hij weg, om bij een andere fabriek weer andere dingen te leren.
Na twee jaar had hij het machinevak grondig geleerd; hij bekwaamde zich bovendien bij de Westinghouse Cy als machinereparateur. Steeds was het Ford erom te doen zoveel mogelijk te leren, dit was hem veel meer waard dan geld verdienen.
In 1888 trouwde hij met de farmersdochter Clara Bryant, die het hele huwelijk lang een trouwe kameraad voor hem is geweest en aan wier groot vertrouwen hij zeker voor een belangrijk deel zijn welslagen in de wereld te danken heeft gehad.
Ze vestigden zich eerst op de oude boerderij te Dearborn, maar weldra kon Ford het daar niet meer uithouden en vertrokken ze samen naar Detroit, waar hij z’n roeping wilde volgen.
Het ideaal, dat hij zich gesteld had, was niet uitsluitend geld, ook niet vooral roem en eer, maar de grote dienst, dien hij aan de wereld zou bewijzen, door den arbeid te laten verrichten door veel meer machines.
In ons artikeltje over de groeiperiode van de automobiel heb je al kunnen lezen, hoe al vóór 1880 in Europa allerlei wagentjes waren gemaakt, die echter veel te kampen hadden met strenge verkeersbepalingen.
Ford wist hiervan niets, maar, gedreven door zijn eigen genie, begon hij in 1887 een gasmotor te construeren, in 1890 een tweecylindermotor.
Bij de mensen vond hij weinig vertrouwen. De meesten lachten hem uit en vonden hem een groten dwaas: alleen z’n vrouw begreep hem en steunde hem zoveel ze kon.
Acht jaar lang werkte Ford eerst als gewoon monteur, later als ingenieur en nog later als hoofdmachinist bij de Edison Electric Company, ook alweer vooral om te leren.
Hij bereikte zijn doel; ten eerste leerde hij er veel over electriciteit en ten tweede had hij als hoofdmachinist de gelegenheid het arbeidsvraagstuk, de verhouding van werkgever en werknemer, grondig te bestuderen.
Deze tijd oefende groten invloed uit op zijn later leven als patroon van een wereldbedrijf; hij leerde, om „zijn werkman bij de hand te grijpen, inplaats van bij den strot”.
Intussen sloot hij zich ’s avonds en ’s Zaterdags den helen nacht op in een klein, oud, stenen huisje, dat hij als werkplaats had ingericht, om er te werken en te zwoegen aan zijn eerste schepping: de auto. De eerste wagen was in 1892 klaar. Ford haalde hem op straat om hem te proberen. Het regende hard. Ford zette de motor aan en zowaar: Ze pakte en begon te hoesten, te niezen en te blaffen, dat het een aard had.
Ford klom op de zitplaats, greep de stuurstang en warempel hij reed weg! Mevrouw Ford had intussen een omslagdoek omgeslagen en wandelde er onder haar paraplu naast.
Een ongelooflijk succes! Daar reed dan eindelijk de grote gedachte op wielen over de straten. Zijn eerste tocht ging tot aan den hoek van het blok huizen en weer terug. Toen ging hij naar huis en naar bed. Hij sliep een helen dag, in geen jaren had hij zo rustig geslapen.
De volgende jaren legde Ford zich steeds meer toe op de verbetering van zijn wagen, hij nam ontslag uit zijn betrekking en sloeg er zich alleen door. Toen hij in 1903 een geweldig succes had gehad met twee racewagens, die hij gebouwd had, werd de Ford Motor Company opgericht. In het eerste jaar van haar bestaan verkocht de Company 1708 wagens en toen was ze de financiële moeilijkheden te boven.
Sinds dien ging het bergopwaarts. Voortdurend werd het bedrijf uitgebreid, werd meer grond voor fabrieken aangekocht. In het begin leverde Ford ieder jaar een ander model auto, doch zijn ideaal was een auto van één model. Door dit ene model in massa’s te produceren, konden de aanmaakkosten laag zijn. Zo ontstond in 1908 het beroemde model „T”. Ford vaardigde de volgende order uit: Iedere afnemer kan z’n wagen geschilderd krijgen in de kleur, die hij wenst, mits die kleur zwart is”.
Een belangrijke gedachte van Ford is ook geweest, dat hij wel wagens leverde maar ook service, hulp (weliswaar betaalde hulp, maar dan toch hulp) bij het gebruiken van de auto’s.
Het zou interessant zijn, je nog veel meer te vertellen over de geweldige Fordfabrieken aan de River Range, over het nieuwe Ford-model, dat op de wereldmarkt zoveel sensatie wekte en een enorm succes had.
Als je van dit alles meer wilt weten, lees dan maar eens het aardige boek „Henry Ford, zijn leven en werken, verteld voor vader en jongens” door J. G. de Roulhac Hamilton, bewerkt door ir. P. Telder.
In dit artikel wilde ik je alleen maar „in vogelvlucht” een indruk, als ’t kan een sterken indruk, geven van een groot man, die groot is door zijn vernuft en zakengenie, maar vooral groot door zijn idealisme en zijn groot vertrouwen in zichzelf.
Het bewijs, dat idealisme en „dienen” in de wereld geen dwaasheden zijn, maar dingen, die ook in zaken de rijkste vruchten afwerpen, heeft Henry Ford geleverd en hiermee heeft hij de wereld een nog groter dienst bewezen dan met zijn millioenen Fordjes.