werd in 1799 door den Zweedsen scheikundige Scheele ontdekt. Scheikundig behoort het tot de alcoholen.
Het komt in alle vetten voor in een hoeveelheid van 8 tot 9% en wordt hieraan onttrokken door de vetten te behandelen met zwavelzuur of door oververhitting (zie: Distillatie).Bij de gisting van suiker ontstaat ook glycerine.
De glycerine wordt gebruikt tegen winterhanden en als schoonheidsmiddel, om een zachte huid te krijgen of te houden; ook om wijn en bier zoeter te maken, om leder soepel te houden en voor bederf te bewaren, enz. Verder wordt glycerine veel in de geneeskunde gebruikt.
Vermengd met sterk salpeterzuur en zwavelzuur krijgt men de nitroglycerine, die gebruikt wordt voor het vervaardigen van ontploffingsmiddelen, o.a. van dynamiet.