Behalve de gewone rechtsregels, die in iederen beschaafden staat in de wet zijn vastgelegd, bestaan er ook nog onder de mensen sommige vaste regels, die niet op een wet, maar eenvoudig op het gebruik berusten. Dit noemt men gewoonterecht.
Zo bestaan er bijv. onder kooplieden tal van ongeschreven gebruiken, usantiën genaamd, die bijna even sterk bindend zijn als de wet zelve. Ook wordt in verschillende overeenkomsten, bv. van huur, eenvoudig verwezen naar „het plaatselijk gebruik” en dan weet iedereen, wat dat betekent, al staat het in geen enkele wet.Vele van onze wetten zijn ontstaan uit die gewoonten en naar gelang men zag, dat ieder zich aan dergelijke gewoonten hield, ging men deze ten slotte vastleggen in een wet.
Aanvankelijk was er in het voorbeeld van alle rechtsontwikkeling — Rome — geen scherp verschil tussen gewoonterecht en wet. Doch langzamerhand groeide dat verschil en in den lateren keizertijd zien wij wel een groot verschil tussen de wet en het gewoonterecht. In de Middeleeuwen treedt het kerkelijk recht op den voorgrond, doch ook handhaafde zich het burgerlijke gewoonterecht, mits het niet in conflict kwam met den wil van den vorst. Tegen het einde der 15de eeuw werd in Frankrijk veel gewoonterecht opgetekend en tot wet gemaakt. Toch is er overal nog vrij wat gewoonterecht gebleven tot op dezen tijd, wat o.a. blijkt uit allerlei oude, buiten de wet in leven gebleven regels. Men denke b.v. aan het voor ons land zo belangrijke: „Wien het water deert, die het water keert.” In Ned. Oost-Indië speelt het gewoonterecht nog steeds een grote rol in het maatschappelijk leven. Het wordt daar adatrecht genoemd en de adat is in de ogen der bevolking heel wat heiliger dan de wet.