Gerbrand Adriaensz. Bredero (1585—1618) was een der bekendste Nederlandse dichters.
Bij ’t lezen van zijn naam zou men denken, dat hij van adel was, doch dit is niet het geval: zijn vader was een welgesteld schoenmaker, die zijn naam ontleende aan het huis der familie, waar „De graaf van Bredero uithing”, zoals men dat in vroeger eeuwen noemde.Bredero werd opgeleid tot schilder, doch heeft het in deze kunst nooit ver gebracht. Hij wijdde zich geheel aan het dichten. Hij werd in 1613 lid van de rederijkerskamer „de Egelantier” te Amsterdam en maakte hierdoor kennis met enige bekende schrijvers uit dien tijd, die tezamen den zogenaamden Muiderkring vormden, omdat zij op het Muiderslot samen kwamen. De dichter Vondel, Hooft, Roemer Visscher en Coster waren de voornaamste leden van dezen kring.
Bredero’s gedichten zijn niet fijn, maar eenvoudig en zeer levendig en scherp van tekening. Hij schreef ook veel blijspelen en kluchten, o.a. De klucht van de koe, De klucht van den molenaar, Moortje, Spaanse Brabander, enz.