is een mengsel van cement, hydraulische kalk, zand, baksteenpuin, kiezel en water. Voegt men er puimsteengruis bij, dan noemt men het bimsbeton; met sintelgruis vermengd heet het slakkenbeton.
Twee veel gebruikte mengsels zijn de volgende: 19 delen kalk, 33 delen zand, 33 delen fijn grint, 10 delen puimsteengruis en s delen cement öf: 3 delen cement, 3 delen baksteengruis, 3 delen fijn zand, 2 delen grof zand, 4 delen kiezel en 1 deel kalk.
Het mengen geschiedt in grote trommels, die schuin opgesteld en om een as gedraaid worden, terwijl men er door een opening telkens de grondstoffen en het water in schudt.
Men moet goed onderscheid maken tussen kalkmortel en beton. Kalkmortel dient uitsluitend als bindmiddel tussen de stenen bij het metselen; beton is echter een zelfstandig bouwmateriaal (zie ook: Bouwkunst). Met veel water aangemaakt, heet het gietbeton; met weinig water, zodat het een taaie massa wordt, stampbeton.
Beton wordt gebruikt bij de bestrating, voor het maken van funderingen en vloeren, in ’t algemeen bij de verschillende bouw- en metselwerken. Gewapend beton is gietbeton, dat een geraamte van ijzeren staven (en platen) insluit. Dit moderne, stevige materiaal heeft den laatsten tijd een grote betekenis gekregen voor den woningbouw: men bouwt er hele huizen van. In Amerika werd enige jaren geleden zelfs een stoomboot van gewapend beton vervaardigd, doch dit is een mislukking geworden. Toch was beton reeds bekend bij de oude cultuurvolken. Bij Napels heeft men betonbouw uit de dagen van Keizer Caligula gevonden. Ook de middeleeuwen kenden beton. Later sliep de kunst van betonneren in.
Misschien heb je ook wel eens gehoord, dat onder militairen in dienst één van de bekende stamppotten, n.l. bruine bonen met aardappels, om zijn geweldige stevigheid „gewapend beton” wordt genoemd.
,,’t Staat in je maag,” zeggen de soldaten.