STARCK, (JOHANNES AUGUSTUS Vrijheer VON) Doktor der Theologie, en eindelijk GrD Hertogl. Opper-Hofprediker, geboren 29 October 1741, te Schwerin, overleden 3 Maart 1816, was lid van de hooge graden der Strikte Observantie, onder den Ordenaam van Archimedides ab aquila fulva, (van den donkerrooden Arend).
Hij bedacht en stichtte het klerikaal systeem, waarvan hij kanselier en een der geheime opperhoofden was, en waarbij hij een trouwe hulp had aan het tweede opperhoofd, Baron VAN RAVEN. STARCK was een vlijtig leerling geweest van SCHRÖPFER of SCHREPFER, en speelde op het konvent te Brunswijk (Mei 1775) eene ellendige rol. Hij was een geestdrijver en niet eerlijk in zijne bedoelingen, maar trachtte aanhang te verkrijgen, door het schermen met den ophef, over zijne kundigheden in geestbezwering en goudmakerij. Op het konvent verklaarde hij kanselier te zijn van het Groot-Kapittel van oud-Aberdeen, in Schotland (zie daaromtrent bl. 242 van dit deel), dat VON HUND niets wist, en JOHNSON een bedrieger was, die zich door misdaad in het bezit had gesteld van papieren, ontroofd aan den zendeling van het Kapittel van Schotland, welke verdwenen en waarschijnlijk vermoord was, en dat men zich blindelings aan hem (v. S.) moest onderwerpen. Reeds had VON HUND zich laten belezen, en waren de overigen niet ongeneigd, zich, zonder verdere inlichtingen, inderdaad aan VON STARCK te onderwerpen, toen het der welsprekendheid van SCHUBART gelukte, te bewerken, dat het konvent vorderde, zijne volmagten te vertoonen, alvorens zijne oppermagt te huldigen: maar daartoe was VON STARCK niet te bewegen.
De aanwezigen, altijd nog niet overtuigd, dat hij hen bedroog, besloten, afgevaardigden te zenden naar Oud-Aberdeen, door welk Kapittel hij zeide gemagtigd te zijn, en waar de groote geheimenissen, de verheven leer en de schatten der Tempeliers waren besloten: Dit vond te minder twijfel, dewijl er reeds vele jaren groote sommen waren afgezonden, zoo het heette, naar de onbekende opperhoofden in Schotland. Toen die afgevaardigden er aankwamen, vernamen zij, tot hunne verbazing, dat de BB van Oud-Aberdeen niet hadden geweten, dat zij in het bezit waren van zulke geheimen en schatten; dat men er geene andere, dan de drie graden kende, en nooit eenige schatting had ontvangen. Het berigt hiervan onthutste STARCK. Hij herstelde zich nogtans spoedig, en zeide, dat het hem niet bevreemdde, aangezien de stukken, die de berigten naar het Kapittel van Oud-Aberdeen moesten overbrengen, door JOHNSON gestolen waren. De meesten lieten zich hierdoor niet blinddoeken en doorzagen STARCK: enkelen kleefden hem nog aan. Doch zijne partij smolt sterk, toen ook de afgevaardigden onverrigter zake terug kwamen van Italië, waarheen zij waren gegaan, om de geheimen, door STARCK vermeld, op te sporen, welker zetel, gelijk deze zeide, bij den Br APROSI, Sekretaris van den Pretendent (KAREL EDUARD STUART), was.
Geheel ontmaskerd, wist hij geen' beteren raad, dan te schelden op al zijne tegenstanders, en toen hem ook dit niet hielp, zich uit de Orde terug te trekken. Ofschoon hij het later ontkende, zoo staat het nogtans vast, dat hij schrijver is van het werkje: St. Nicaise, oder eine SammlungMaurerischen Briefe für Freymaurer und die es nicht sind, 1785.
Reeds vroeg liep het gerucht, dat hij heimelijk Katholijk was geworden, en ten nutte van den Pausselijken stoel - en ook der Jezuïten verlof had gekregen, voor het uiterlijke in de Protestantsche kerk te blijven. Dit gerucht vond echter niet algemeen ingang. Later nogtans is die zaak stellig bewezen geworden. Men weet thans, dat hij, te Rome gekomen, bekend werd met den Kardinaal CASTELLI, Prefekt der propaganda, den Markies DE BAUSSET, Fransch Ambassadeur te Petersburg, die hem overhaalde, naar Parijs te gaan, en hem aanbevelingsbrieven gaf aan den heer DE JARENTE, zijn bloedverwant, die het bestuur der pensioenen had, voor den Abt DE BAUSSET, toen Agent der geestelijkheid en later Bisschop van Fréjus, en eindelijk voor den Abt BARTHELEMY. STARCK kwam, in Oktober 1765, te Parijs, en na voorafgaande voorbereiding en genoten onderwijs, zwoer hij in de kerk St. Sulpice, op den 8sten Februarij 1766, het Protestantsche geloof af; zijnde deze zaak opgeteekend in een register van geloofsafzweringen, plaats gehad hebbende in de kerk St.
Sulpice, van 1666-1791, en dat nog in 1825 aanwezig was. De afzweringsakte voert de onderteekeningen van STARCK en van den Abt JOUBERT van St. Sulpicius, van den Abt DE BAUSSET en van den Vikaris, Abt DE CHAZAL DE LA MORANDIE. Kort daarop keerde STARCK naar Duitschland, en bleef in het openbaar Protestant. Zijne geloofsverandering bleef, zoo lang hij leefde, geheim. Hij had zich zoodanig gedrongen in de gunst van den Hertog van Hessen-Darmstadt, toen nog Landgraaf, dat deze hem, in 1807, tot grootkruis der Ordepour le merite en tot Baron benoemde.
Toen hij stierf, gelastte hij, dat men hem zonder plegtigheid zou begraven, op den Heiligen berg, bij Jugenheim, waar vroeger een Katholijk klooster had gestaan. Zie verder over hem Biographie universelle ancienne et moderne, Paris, gr. 8vo. Vol. 43. p. 471-474.