REDENAAR (De) heeft eene der belangrijkste en moeijelijkste posten der Loge. In de eerste plaats is hij, bij eene getrouwe vervulling van zijn ambt, het tegenwigt van den reg M, bij mogelijke overschrijding zijner magt, en is de beste waarborg voor de vrijheid, de gelijkheid en de regtvaardigheid. Wanneer het moeijelijk valt een reg M te vinden, gelijk hij behoort te zijn, het vinden van een zoodanig redenaar is nog veel moeijelijker. Wanneer alles regelmatig gaat, behoort de Loge nimmer een besluit te nemen, dan na vooraf den Redenaar in zijne konkluzie te hebben gehoord, hij moet dus de wetten en statuten in den grond kennen en hunne handhaving voorstaan. Hij behoort regtschapen man in den hoogsten graad te zijn, een vereischte, dat bij hem nog noodiger is dan de welsprekendheid.
Hij is de Officier, welke in rang op de beide Opzieners volgt. Zijne verpligtingen zijn: den Kandidaten door doelmatige voordragten de zinnebeelden der Orde uit te leggen, de Broederen in de Loge te onderrigten; bij de beraadslagingen eener Loge de wetten te handhaven, bij gebrek van eenen voorbereidenden Broeder diens plaats te vervullen, en, bij het houden van Instruktie-Loges, de gapingen aan te vullen waar de een of ander mogt te kort schieten.