Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Hendrik VII

betekenis & definitie

HENDRIK VII, Koning van Engeland, vroeger Graaf van Richmond, uit het huis van Lancaster, geboren in het jaar 1456, besteeg, nadat Koning RICHARD III, in den slag bij Bosworth, overwonnen en gedood was, in 1485 den troon, en overleed den 21sten April 1509, den roem van een' verstandigen vorst nalatende. Evenzeer als het hoofdoogmerk van zijne regering bestond in het bevestigen van de inwendige rust des rijks, het verbeteren der administratie en de vorming zijner natie, zoo zocht hij ook de Bouwvereenigingen, welke onder zijne voorgangers EDUARD V en RICHARD III geheel achteruit gegaan waren, door zijne bijzondere bescherming en achting wederom te verheffen. Onder zijne regering werd de Gothische bouwkunde in Engeland tot hare hoogste volkomenheid gebragt, terwijl zij in Italië, door de herstelling der oude Augustijnsche bouworde, geheel ter zijde was gesteld; immers voltooide de Abt van Westminster, JOHANN ISLIP, de herstelling dier Abtdij geheel.

De Grootmeester en de Ordeleden van St Jan, op Rhodus, later te Malta, verkozen HENDRIK VII, in eene vergadering hunner Gr.:Loge, tot hunnen beschermheer. Hij nam het voorzitterschap aan, in eene, op den 24sten Junij 1502, in zijn eigen paleis, gehoudene groote vergadering van Bouwmeesters, waarbij ISLIP en REGINALD-BRAY, Ridder der Orde van den Kousenband, de ambten van 1e. en 2e. opzieners bekleedden, en welke van zijn paleis in eene processie optrokken, om den eersten steen tot zijne beroemde kapel, aan het einde der oostzijde van de Westminster-Abtdij, te leggen. De Engelsche geschiedschrijvers noemen dezen Koning Grootmeester der Bouwlieden in Engeland.

< >