[Lat. = eig.: wat voortbeweging geeft, hier: van schip; dus: zeil, van vehere = voortbewegen, dragen]
1 kleed om een open ruimte af te dekken, dak van zeildoek, zeildak, tentdak;
2 dekkleed;
3 (rk) kelkkleedje, kleedje dat de kelk tijdens de Latijnse mis bedekt zolang deze niet gebruikt wordt, of geborduurd kleedje over de ciborie ten teken dat deze geconsacreerde hosties bevat;
4 (rk) rijk bewerkte langwerpige doek die de schouders en de armen van de priester bedekt wanneer deze de zegen geeft met het Allerheiligste (= geconsacreerde hostie in monstrans);
5 (dierk.) randplooi van kwallen waarmee ze zich voortbewegen;
6 (anat.) zacht gehemelte (velum palatinum).