[Fr., van sortir = weggaan, uitgaan]
1. uitgang;
2. (mil.) uitval uit belegerde vesting;
3. lichte mouwloze damesavondmantel gedragen bij het uitgaan;
4. contramerk van toegangsbewijs van schouwburg e.d., d.w.z. aantekening op het toegangsbewijs dat men het gebouw even mag verlaten.