[Lat. privatus = de bijzondere persoon betreffend (tegenover de staat), van privare, -atum = afzonderen, van privus = afzonderlijk]
I zn toilet;
II bn particulier, persoonlijk, niet openbaar, zonder ambt (persoon); een particulier betreffend (bijv. bezit); bijzonder, aan één persoon verleend (bijv. audiëntie).