Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Pastor

betekenis & definitie

[Lat. pastor = herder, van pascere, pastum = (laten) weiden, voederen]

1 (rk) geestelijk herder, zielzorger, rk priester (ook een die geen hoofdpriester is, bijv. een kapelaan) of een voor de zielzorg opgeleid persoon die geen priester is, maar bep. functies mag uitoefenen;

2 (prot.) predikant, dominee.

< >