[afl. onzeker, missch. van Gotisch qithus = moederlijf, OHDu. quiti = schede, waarvan ook door nasalering (invoeging van de klank n) waarsch. ons woord kont (MNed. conté, Eng. cunt = vrouwelijk schaamdeel) is afgeleid]
1 vrouwelijk schaamdeel; (platte uitdrukking) dat slaat als kut op dirk, dat slaat nergens op;
2 (als eerste lid van samenstellingen) slecht, waardeloos, ver onder de maat (bijv.: een kutboek, een kutsmoes; vgl. Iulsmoes);
3 ook aanduiding van een vrouwspersoon, zoals in gratenkut = zeer magere vrouw of meisje.