[v. Lat. cometes, Gr. komètès = langharig, als zn: komètès (astèr) = de lang haar hebbende (ster)] vroeger wel onjuist staartster genoemd (het is geen ster en er ontwikkelt zich niet altijd een staart) een hemellichaam met een wazig uiterlijk, dat veelal in een langgerekte elliptische baan om de zon loopt.
Bij dichte nadering tot de zon wordt de ontwikkeling van kleine stofdeeltjes en van gassen sterk. De zonnewind drijft die deeltjes van de zon af; vaak zijn deze zichtbaar en vormen zo de lichtende staart van de komeet, steeds ongev. van de zon af gericht.