[Lat. cardinalis = hoofd-, hoofdpersoon, lett.: tot de cardo (deurhengsel) behorend]
I zn (rk) een der hoogste rk hoogwaardigheidsbekleders (de kardinalen zijn meestal belast met speciale bestuurstaken onder supervisie van de paus, na diens dood komen allen te zamen om een nieuwe paus te kiezen);
II bn (waar het om draait); de hoofdzaak betreffend, voornaamste; kardinale punt, het belangrijkste van een zaak; kardinale deugden (rk), hoofddeugden: voorzichtigheid, gerechtigheid, sterkte en matigheid (naast de goddelijke deugden: geloof, hoop en liefde).