[Lat. inchoativus, van inchoare, -atum = beginnen, aanvangen]
I zn werkwoord dat a het beginnen van een handeling, of b het overgaan in een andere toestand uitdrukt (bijv.: ontbranden, ontstaan, resp. verrotten, bevriezen);
II bn de functie hebbend van een inchoatief (bijv.: een inchoatief werkwoord).