Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Geus

betekenis & definitie

I [v. Fr. gueux = bedelaar, oorspr. oud Bargoens woord]

1 (gesch.) lid van het Verbond der Edelen in de Nederlanden (1566) (naar aanleiding van de aanbieding van het Smeekschrift); tegenstander van Filips II in de Nederlanden, spec. lid van ongeregelde troepen tegen de Spaanse overheersing (bos- en watergeuzen); iem. die de partij of leer der geuzen was toegedaan; (alg.) scheldnaam voor Protestant;

2 vlag vóór op de boegspriet van schip (naar de geuzenvlag op de geuzenschepen).

II [Fr. gueuse, van Du. Guss, van giessen = gieten] ruw gegoten blok ijzer in prismavorm, gieteling.

< >