afk. f° of fol. [v. later Lat. in folio... = op blad...]
1. eig.: ongevouwen blad van een koopmansboek of ander boek of van een register; deze bladen worden stuk voor stuk op de voorzijde genummerd (zie foliëren); folio recto (afk. fol. r°), op de voorzijde van het blad (dus rechts in het boek); folio verso (lett.: op het omgeslagen blad; afk. fol. v°) op de achterzijde (keerzijde) van het blad (dus links in het boek);
2. boekformaat of formaat van een geschrift waarbij het vel papier eenmaal is gevouwen, zodat twee bladen, dat is vier bladzijden (pagina's) ontstaan. Vgl. ook kwarto (quarto). Volgens de Ned. normvoorschriften zijn er twee reeksen papierformaten, de A-reeks en de B-reeks. Het folioformaat van de A-reeks (Ao) heeft een oppervlakte van 841 bij 1189 mm (ca. 1 m2), dat van de B-reeks (Bo) is groter, nl. 1000 bij 1414 mm. Men spreekt van klein- en groot-folio. De naam folio wordt ook gebruikt voor een formaat schrijf- of stencilpapier, nl. 34,5 bij 44 cm;
3. (fig.) in folio, in grote, hoge mate (bijv.: leugenaar in folio = aartsleugenaar).