afk. dat. [Lat. casus dativus, van dare, datum = geven, Lat. vertaling van Gr. dotikè = geneigd tot geven, ook: gever] het naamwoord staat in de datief of derde naamval, als het belanghebbend (meewerkend) voorwerp of bepaling daarbij is; voorts hebben veel voorzetsels en ww in het Lat. het naamwoord in de datief. Het moderne Ned. heeft de datief nog slechts in verouderde uitdrukkingen, bijv.: Gode ( = aan God) zij lof;[i] met voorbedachten rade, in aller ijl.
[/i]