[Fr. commensal, van Lat. com- (z.a.) en mensa = tafel, dis]
1 kostganger;
2 (dierk.) soort die op of in een andere een schuilplaats vindt, of gelegenheid tot voedsel of aanhechting, zonder dat de gastheer daar enige invloed van ondervindt; (med.) bacterie op of in menselijk lichaam die normaal onschadelijk of zelfs nuttig is.