[Fr. attraction of Lat. attractio, van Lat. attrahere, attractum = tot zich trekken van ad = bij, en trahere = trekken]
1 (nat.) aantrekking tussen twee stoffelijke lichamen t.g.v. de algemene aantrekkingskracht of tussen twee lichamen die magnetisch tegengesteld zijn of tegengestelde elektrische ladingen bezitten; vandaar ook: het aangetrokken worden, aantrekkingskracht;
2 (taalk.) zinsconstructie waarin een woord in getal, persoon of naamval overeenstemt met een naburig woord, niet op grond van grammaticaal verband, maar op grond van betekenisassociatie, bijv.: een aantal leden waren niet aanwezig (i.p.v. was);
3 aantrekkingskracht op een persoon;
4 iets wat aantrekkelijk is; aantrekkelijkheid; vermakelijkheid (bijv.: een kermis met veel -s).