[v. Gr. a- = zonder, en trèsis = doorboring] het ontbreken van een lichaamskanaal, opening of holte bij pasgeborenen, bijv.: het ontbreken van een uitwendige anaalopening (atresia ani) of de ondoorgankelijkheid van (een deel van) de slokdarm (atresia oesophagi).
Het ontstaan van een dergelijke afwijking op een later tijdstip na de geboorte noemt men obliteratie.