[v. Gr. ataraxia = kalmte, van a- = niet, en tarassein = storen] onbewogenheid, ziele- of gemoedsrust, bij de Gr. filosoof Demokritus (Dèmokritos van Abdera, ca. 460-380/370 v.
Chr.) als gevolg van een juist verstandelijk inzicht, door andere wijsgerige stromingen in gewijzigde vorm overgenomen, en soms naderend tot de stoïcijnse onverschilligheid.