[Lat. associatio, van associare, van ad = bij, en sociare = vergezellen (socius = gezel), ook: verenigen]
1 (jur.) aaneensluiting van personen met economisch doel, maatschap, vennootschap, deelgenootschap;
2 (vegetatiekunde) plantengezelschap (beter, plantengemeenschap), d.w.z. ruimtelijke groepering van elkaar beïnvloedende planten, die een bep. min of meer homogene standplaats bevolkt en die in een bep. evenwicht verkeert, bijv.: beuken-eikenbos;
3 (chem.) het verschijnsel dat twee of meer moleculen van een zelfde stof zich tot één molecule verenigen;
4 (psych.) verbinding van bewustzijnsinhouden, zó dat bij het optreden van één gedachte, idee of voorstelling ook regelmatig een andere optreedt; vrije associatie, alles wat zich in de gedachtenloop aanbiedt zonder controle van het verstand aan elkaar rijgen.