[Gr. apostolos = lett.: gezondene, afgezant, van apo = weg, en stellein = zenden]
1. een der 12 uitverkoren leerlingen van Jezus;
2. (alg.) iem. die het geloof, of een bepaald stelsel, of door zijn leven een bepaalde deugd predikt (in laatste bet. bijv.: apostel der liefde).