[Lat. apertura = opening, van aperire = openen]
1. (alg.) opening waardoor een stralings- of deeltjesstroom kan passeren;
2. (optica) grootte van de opening die het licht in een optisch instrument toelaat (bij een sferische lens de grootte van het brekend oppervlak, bij een spiegel de grootte van het spiegelend oppervlak). De apertuur kan meestal met een diafragma (z.a.) worden geregeld.