[Lat. ambulans, ambulantis = wandelend]
1 op de been; niet-bedlegerig (v. zieke);
2 zonder vaste woonplaats of betrekking; heen en weer trekkend zonder vaste plaats (bijv.: toneelgroep);
3 (onderw.) hoofd van een school die geen eigen klas heeft, maar het onderwijs in de klassen begeleidt en administratieve werkzaamheden verricht e.d.