(asymptoot). Adj.
1) analoog met een asymptoot : asymptotisch punt of asymptotische cirkel bij een transcendente kromme.
2) als asymptoot fungerend: de asymptotische richtingen in een punt van een oppervlak zijn de richtingen van de asymptoten van de indicatrix van Dupin (1784—1873).
3) de asymptoten bepalend: de asymptotische lijnen van een oppervlak bepalen in ieder punt door hun raaklijn een asymptotische richting.
Adv.
1) asymptotisch naderen = naderen, zoals een kromme het tot haar asymptoot doet.
2) asymptotisch gelijk heten twee varianten an en bn wanneer
Lim ( an / bn ) = 1
n → ∞