(W, 74). De tungsten (Zw.; = zware steen), dien Cronstedt (1722-1765) in 1758 ontdekte, werd als ijzererts beschouwd en het mineraal wolframiet als bruinsteen.
Scheele (1742-1786) isoleerde in 1781 uit tungsten het wolfraamzuur. Door Fausto d' Elhuyar (1755-1833) werd hieruit in 1783 het element bereid, dat naar het mineraal wolframiet wolframium werd genoemd. Wolframiumverbindingen golden naast het tin, dat gezocht werd in de ertsen, als minderwaardig en gaven in den smeltoven een groot tinverlies. Als een wolf roofden zij het kostbare tin. Vandaar de Latijnse naam spúma lúpi (= schuim van den wolf) en de Franse naam écume de loup. Dezelfde betekenis zit waarschijnlijk ook in de namen wolframiet en wolframium, die volgens sommigen samenhangen met het Duitse wolfram (Dui. ram = vuil). In de Franse en Engelse talen bleven de namen tungstène, resp. tungsten gebruikelijk.