(Lat.; Gr. physikê sc. theöria = leer over de natuur, over het wezen der dingen; physis = natuur, wezen). De naam physica omvatte oorspronkelijk, b.v. bij Aristoteles (384-322), de leer over de natuur in den ruimsten zin, inclusief de natuurphilosophie.
Eerst na de ontwikkeling van het experimenteel onderzoek kreeg het woord langzamerhand zijn tegenwoordige betekenis.