(Gr. atomos = ondeelbaar; < → a-, + témnein snijden, delen; atomon = als subst. gebruikt neutr. v. het ondeelbare; ondeelbaar lichaam, atoom). Begrip en woord in deze betekenis werden ingevoerd door de Griekse wijsgeren Leucippus en Democritus in de 5e eeuw vóór Chr.
Volgens hen was de stof opgebouwd uit kleinste deeltjes, die zelf als ondeelbaar werden beschouwd.