m
Hebr. ‘Jahweh gedenkt, herinnert Zich’. In het O.T. komt de naam voor, o.m. als die van een koning van Israël, zoon van Jerobeam II (2 Kon. 15) en van een van de kleine profeten (het voorlaatste boek van het O.T.). In het N.T. is Zacharia (zonder s, de Gri. vorm) de naam van de vader van Johannes de Doper (Luc. 1); kerk. feestdag: 5 nov. Voorts als heiligennaam: 1) Zacharias, tweede bisschop van Vienne, waarschijnlijk in de derde eeuw; kerk. feestdag: 27 (26) mei; 2) Zacharias, patriarch van Jeruzalem 609-631; kerk. feestdag: 21 febr.; 3) Zacharias. paus 741-752; kerk. feestdag: 5, 22 maart. Het is een van de O.T.-namen die vrij vroeg in gebruik waren: Zacharias, getuige voor de graaf van Gelre, 1190; Zacharias dictus Zay Rietaerts soen, Liempde (Noord-Brab.), 1457. Vooral aan het eind van de 16e eeuw neemt de naam in frequentie toe.
In ZuidBrab. in de 16e en 17e eeuw werd de naam gebruikt als ‘verlatijnsing’ (gevolg van concilie van Trente) van Zeger (vgl. Victor en zie Lindemans 1947, 104). Slechts eenmaal een vr. vorm aangetroffen: Sacgarija Crommenburgh, Amsterdam 1681 (Gens N. XX, 270). In Eng. werd de naam populair door de Puriteinen in de 17e eeuw, daardoor komt hij daar en vooral in de VS nog wel voor (bijv. Zachary Taylor, president 1849-1850).
In Ndl. is het een van de namen die vooral in Ze. na de Hervorming opkwamen. Fri. Sake, Sakele werd in de 17e eeuw Verbijbelst’ tot Zacharias.