m
Eenstammige verkorting van Germ. namen, waarin Wendel- de volksnaam van de Wandalen, Vendalen is. Als vleivorm met I van een eenstammige verkorting is de volksnaam van de Wenden, de Slaven, mogelijk. Heiligennaam: Wendelin, (Wandelin, Wendalin, Wandalin, Wendel, Vendel), leefde waarschijnlijk ten tijde van Magnerich, de bisschop van Trier (gest. 596), in de Vogezen als kluizenaar of monnik. Kerk. feestdag: 20, 21 of 22 okt. De oudste voorb. van het gebruik in Ndl. dateren uit de 16e eeuw: Windel (vr.), Schiedam 1519 (Jaarb. 1955, 75); Wendel, Dordt 1540 (GD 95); Wandel, Midwolda 1620 (Ned. L. 1963, 115).