m
Arab. séyyid ‘heer’, waarschijnlijk letterlijk ‘spreker, zegsman’, verwant met Hebr.
sodh ‘vertrouwelijk gesprek’. Oorspr. een Arab. eretitel, gegeven aan afstammelingen van Hoessein, de kleinzoon van Mohammed. Saïdja(h), bekend door het verhaal van Multatuli (zie Adinda), wordt op grond van de uitgang als een vr. afleiding gevoeld. De vorm Zaïd in Ndl. ook aangetroffen.