Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Rosa

betekenis & definitie

v

In het algemeen van Lat. rosa 'roos', maar het kan ook een verkorting zijn van een Germ. naam met als eerste element Rod-, Hrôth- ‘roem’ (en niet, zoals veelal wordt aangenomen, van ross, Oudhoogduits (h)ros, Middelnederlands ors, Ndl. ros, Eng. horse ‘ros, paard’). O.i.v. de middeleeuwse lyriek werden dergelijke namen ‘angeglichen’ aan Lat. rosa. Heiligennaam: 1) Rosa van Viterbo, geb. ald. 1235, gest. 1252; kerk. feestdag: 4 sept. 2) Rosa van Lima, de eerste heilige van Zuid-Amerika (1586-1617). Zij heette eigenlijk Isabella, maar werd Rosa of Rosita genoemd wegens de bloemen die zij verkocht voor de armen. Kerk. feestdag: 30 aug. Zie ook Rosalia en Roselina.

Wat betreft het in gebruik komen van de naam in deze streken het volgende. Bij Rozekin, 2e helft 12e eeuw, Rozo, Gent 1240 e.a. (Tavernier Vereecken 120), evenals Holl. Rosé, Rosekin, 14e eeuw, hebben we zeker nog met Germ. naamvormen te maken. Vormen als Rosalia, Rosalie, Rosette komen in het z. sinds de 16e eeuw, in het n. sinds de 17e voor.

< >