m
Van Lat. Romanus 'Romein'. De lt. vorm Romeo van Gri. Romaios 'Romein'. Vooral kinderen van Romeinen buiten lt. werden met een zekere trots ‘Romein' genoemd. Veriatijnsing van een Germ. naam is echter ook mogelijk: Rodman, uit Rod- 'roem' (zie roe(d)-) en 'man', dat als tweede lid in Germ. namen vaak niet veel meer is dan 'vleisuffix' (zie -man).
Heiligennaam: 1) Romanus, martelaar in Rome, vermoedelijk tijdens Valerianus in 258; kerk. feestdag: 9 aug.; 2) Romanus, de eerste abt van Condat, het tegenwoordige Saint-Claude, gest. ca. 463; kerk. feestdag: 28 febr.; 3) Romanus, bisschop van Rouaan; gest. 640; kerk. feestdag: 23 okt.; 4) Romanus, abt (?) van Dryes-les-belles-Fontaines (Fontrouge), 6e of 7e eeuw; kerk. feestdag: 22 mei. 5) Romanus, monnik in Galatië, ca. 730. Vooral in Fra. werd de naam Romain populair, aangezien het vooral een Fra. heiligennaam is, bijv. Romain Rolland, Fra. schrijver (1866-1944) Nobelprijs in 1915. De naam kwam in Zuid-Ndl. in de 15e eeuw in gebruik (Romein, Romeyn). Vooral Zuid-Ndl. naam.