Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Rochus

betekenis & definitie

m

Ook Fri. naam. Rochus is een verlatijnste vorm van een Germ. stam: Got. hrukjan, Oudhoogduits rohôn 'brullen, schreeuwen (d.w.z. de strijdkreet)’. Heiligennaam: Rochus werd geb. ca. 1295 in Montpellier in Zuid-Fra. Zijn leven is grotendeels legendarisch, gest. in 1327; kerk. feestdag: 16 aug. Zijn verering verbreidde zich snel in de 15e eeuw, vooral nadat zijn relikwieën in 1485 naar Venetië werden overgebracht. De verbreiding van deze verering geschiedde vooral langs twee wegen: die van de Venetiaanse handel en die van de pestepidemieën die in die tijd heersten.

Dit laatste omdat St.-Rochus vooral werd aangeroepen bij pest. Op de huizen in het Fra.-Spa. grensgebied bracht men vaak de letters VSR (Vive S. Roch) aan om besmettelijke ziekten af te weren. De naam bereikte Ndl. in de 16e eeuw. Oudste voorb. van Van der Schaar is van 1517: dom. Rochus de Delft, Den Haag.

Vooral na ca. 1550 wordt hij frequenter. Hij was enige tijd populair, hetgeen ook blijkt uit de afgeleide achternamen als Rochussen en Rook.

< >