m
Tweestammige Germ. naam, waarvan het eerste lid ‘raad’ betekent (zie -raad-). Het tweede betekent 'bieden, gebieden’ (zie -bod-), er komt echter verwisseling met -boud 'stoutmoedig' voor. Heiligennaam: Radbod was bisschop van Utrecht in 899. Hij was van Fri. afkomst, van de Fri. vorst Radbod. Hij schreef o.m. gedichten; gest. in 917 in Deventer. Kerk. feestdag: 29 nov.