Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Olaf

betekenis & definitie

m

Naam van Scand. oorsprong, die ook daarbuiten wel in gebruik is. Oudnoors Aleifr, Anleifr, waarvan het eerste lid, ano, 'voorvader’ betekent (vgl. Du. Ahn) en het tweede, leifr, ‘overblijfsel’, vandaar ongeveer ‘zoon’ (zie -lef). De naam als geheel betekent dus ongeveer 'zoon der voorvaderen’. In de primitieve voorstelling leefde de grootvader in de kleinzoon voort, vgl. de vernoeming naar grootouders, die ook bij ons nog lang gebruikelijk was.

In de Scand. landen was de naam Olaf zeer populair (en is dit nog) o.i.v. Olaf I Tryggvason (995-1000). De populariteit van de naam werd ook bevorderd door Olaf II, de Heilige, Haraldsson, koning van No. (10151030). Kerk. feestdag: 29 juli. Hij werd in de middeleeuwen beschouwd als de schutspatroon van No. Ook in Ndl. is de naam Olaf in gebruik (bijv.

Breukelen 1958); in Heemskerk (Noord-Holl.) naast Olof, naar men daar aanneemt sinds de tijd van de Noormannen. In ieder geval al in de vorige eeuw: Mgr. Olav Smit, geb. 1883 in Deventer; gest. 1972 in Rome, deken van de Vaticaanse kanunniken. Het gebruik van de naam kan ook bevorderd zijn door een kapel die stond aan wat nu heet Zeedijk-Z. in Amsterdam: de St.Olafs- of Oudezijdskapel. Deze kapel was reeds in de eerste helft van de 15e eeuw aanwezig.

< >