Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Nand

betekenis & definitie

I.m -> Ferdinand (Zuid-Ndl.).

II.

-nand-

Vgl. Got. (ana)nanthjan ‘moed vatten’; Oudhoogduits nendan ‘wagen', nand ‘dapperheid’; Middelnederduits nêden; Oudsaksisch nâdhian; Oudengels nêthan 'wagen, zich wagen aan, riskeren’, nôth ‘dapperheid’, Oudnoors nenna ‘zich met iets inlaten’, ‘zin in iets hebben’; vgl. Middelnederlands met ghenint 'met kracht, haast'. Verwant buiten het Germ.: Oudiers nêit, nêt ‘strijd’, uit >nenti- of ‘nanti-. In het tweede lid van Germ. namen is -nand vaak gedissimileerd tot land.).

< >