m
Hebr. ‘Jahweh geeft, geschenk van God’. De Gri. vorm is Jonathas. Vgl. voor de betekenis van de naam: Nathanaël, Theodorus en Adeodatus. De naam komt verscheidene malen voor in het O.T., maar het bekendst is Jonathan, de zoon van Saul, boezemvriend van David (1 Sam. 13 en 14). Al vroeg in de middeleeuwen is de naam in gebruik: Jonathas, Rijnland ca. 865 (Littger), Gent 1118 (Tavernier Vereecken); Jonathas, ministerialis van de bisschop van Utrecht 1119; Jonathas, kanunnik van St.-Maarten in Utrecht 1156 (Gysseling 1966, 10). Na de Reformatie kwam de naam in gebruik in Eng. (bijv. Jonathan Swift, schrijver van 'Gulliver’s Travels’); ook in de VS komt hij voor.