m
Du. naam. Tweestammige Germ. naam, waarvan het eerste lid in verband gebracht kan worden met Oudnoors hûnn 'jonge beer', Angelsaksisch hun 'dierejong' of met hun- 'bruin, van donkere gelaatskleur1 óf met de volksnaam der Hunnen (zoals meer Germ. namen van volksnamen waren afgeleid) (zie hun-). Het tweede lid betekent 'glanzend, stralend, schitterend' (zie -brecht-). Heiligennaam: Humbert, abt van Maroiles, volgens een latere legende ook bisschop; gest. ca. 680; kerk. feestdag; 25 maart. De naam kwam veel voor in het huis van Savoye.