Germ. >erman-, oorspr. waarschijnlijk met de betekenis ‘samengevoegd, verbonden' (in samenstellingen), dan 'allesomvattend, groot, geweldig, machtig’. Naam van de Herminonen, oorspr. waarschijnlijk een bijnaam van de god Tiwaz.
Al vroeg in persoonsnamen aangetroffen. Zie namen met Arm(in)-, Erm(in)- en Ir(min)-. Voor -em, -im, is ook een Germ. stam >amja, Du. emsig ‘vlijtig’ mogelijk.